29 november 2006:
Milimeterwerk II & andere experimenten
Het gaat goed met de mondopening. Langzaam, maar dan ook echt langzaam, kruip ik richting drie centimeter (“als je het positief wilt zien”, zei de fysio er vandaag wel bij, maar dat wil ik en hij – als ‘Martin Gaus voor mensen’ – vanzelfsprekend ook).
De nieuwe oefeningen die ik moet doen zijn niet zo leuk en ik doe ze ook niet zo vaak als eigenlijk zou moeten (met mijn duimen op mijn bovengebit en mijn wijsvingers op mijn ondertanden moet ik zes keer per dag zes maal mijn onderkaak zover mogelijk naar beneden duwen… auw!), maar gelukkig boek ik evengoed vooruitgang.
Het probleem is alleen dat ik, als ik praat, mijn kaken nog steeds min of meer op elkaar houd en dan schiet ik met die oefeningen niet zoveel op. Het gaat uiteindelijk immers om het gebruik van de mondopening in mijn dagelijkse praktijk. Of zoals de fysio zegt: “Use it or lose it.”
Voorheen kon ik me nog beroepen op een overenthousiaste slijmproductie als oorzaak, maar dat is steeds minder aan de orde. Ik moet mijn mond echt open doen als ik praat. En ik probeer dat heus ook wel, maar het vanzelfsprekende gevoel hoe je dat doet is bij mij helemaal weg. Daarom moet ik mezelf voor de spiegel hardop voor gaan lezen. En dat is een beetje raar. Maar gelukkig heb ik mijn gedichtenbundel nog, en dan is het meer reciteren. Toch? Helaas is het resultaat nog te hilarisch om er publiek bij uit te nodigen…
In mijn ‘overwinningsroes’ vandaag ook nog een ander experiment gedaan maar dat is helaas mislukt. In de keuken hadden we nog wat trekdrop liggen en ik dacht dat het misschien wel lekker was om daar op te kauwen. Nou is trekdrop sowieso nooit mijn favoriete dropsoort geweest, maar nu smaakte het helaas helemaal nergens naar. Ja, heel vaag proefde ik een kunstmatig (trekdrop)smaakje, maar volgens mij had ik net zo goed op een willekeurig stukje rubber met dropgeur kunnen kauwen (dan had ik nu tenminste niet zo’n angstaanjagend zwarte tanden gehad en zonder beweegbare tong is het moeilijk schoon krijgen…)
Omdat een leven zonder drop eigenlijk geen optie is (je kunt niet alles van me vragen) zit er waarschijnlijk niks anders op dan te zijner tijd – alcohol is nu absoluut nog niet aan de orde – mijn toevlucht tot dropshot te nemen en te hopen dat de weinige smaakpapillen die ik nog heb dat wel oppikken.
Ondanks de positieve strekking van dit verhaal, ontgaat me niet de tragiek die erachter zit. We zijn geneigd om gauw te vergeten, omdat de dingen die Anke missen moet voor iedereen zo vanzelfsprekend zijn dat we ze meestal doen zonder erbij te denken. Meestal, want eten doen wij natuurlijk toch ook wel, maar genieten van eten is er niet meer bij. Je vindt het vaak wel lekker maar meteen als je eet sluipt de gedachte in je hoofd dat Anke dit niet meer kan eten, niet meer kan proeven, hier niet van kan genieten. En dat doet zeer.
Toen Anke nog niet zo lang in Rotterdam woonde zijn we op een van de wandelingen door de stad ook een ‘smoothiebar’ binnengegaan om daar met het fenomeen smoothie kennis te maken. Ik had er nog nooit van gehoord, laat staan er eentje geproefd. Later hadden we ook zelf een blender om de nodige fruitsmoothies te maken. Maar sinds Anke ziek is geworden staat het apparaat ongebruikt op het aanrecht. En het receptenboek dat we van haar kregen ongeopend in de boekenkast. Zelfs nu, enkele jaren verder, heb ik het toestel enkel en alleen nog eens gebruikt om een teveel aan groenten in de soep te pureren. Geen smoothie meer gehad, het was (en is nog wel) alsof we er niet meer van kunnen genieten.
Je voelt je trouwens wel vaker schuldig als je ergens van geniet. Het is net of dat niet zou mogen. Niet alleen bij het eten, maar op alle gebied geldt als het ware een genietverbod. En dat is nou juist hetgeen Anke niet wil. Als we bij haar en Stijn eten, komt ze er in tegenstelling tot een poosje geleden wel eens bij zitten voor de gezelligheid. Erg dapper van haar, maar Annie en ik voelen er ons niet erg lekker bij. En ook als je tussendoor zin hebt in een drankje of een kopje koffie met een koekje proberen we het altijd zo onopvallend mogelijk naar binnen te werken. Zodat Anke er zo weinig mogelijk van meekrijgt. Totdat ze er wat van zegt: we kunnen gerust gewóón doen, en koffie drinken of koekjes eten als we daar zin in hebben. Blijkbaar viel het onopvallend doen haar toch wel op.
Op 30 november laat Anke zien dat het voor haar nog niet meevalt om ‘normaal’ over te komen, laat staan om te genieten:
Massage
Gistermiddag naar de masseuse, die ik dinsdagochtend zelf gebeld heb. Wel met een ietwat verontschuldigende opmerking vooraf dat ik aan mijn mond geopereerd ben, waardoor ik een beetje onduidelijk praat. En bij die informatie wil ik het eigenlijk ook gewoon laten.
Nou ja, totdat blijkt dat ik me tot mijn onderbroek moet uitkleden. Opeens realiseer ik me dat mijn ‘gehavende lichaam’ toch wel vragen zal oproepen; een nog roze litteken over zo’n beetje mijn hele linkerbovenbeen, de peg-sonde in mijn buik, de verkleuring van mijn wangen door de bestraling, het litteken in mijn hals, twee morfinepleisters…. Niet bepaald zaken die je aan het trekken van een verstandskies of een kaakoperatie (zoals de masseuse aanvankelijk veronderstelt) overhoudt.
Omdat ik me ongemakkelijk zou voelen als ik helemaal niks zou zeggen, vertel ik toch maar dat ik onlangs aan een tumor geopereerd ben. Op de details probeer ik, ondanks wat vragen van haar kant, zo min mogelijk in te gaan. Zij weet niet beter dan dat het moeilijker praten en eten alleen maar tijdelijk is. Toch had ik liever gehad dat ik mezelf helemaal niet had hoeven ‘verklaren’. Het maakt me een beetje verdrietig, omdat de ontspanningsmassage juist was bedoeld om mijn ziekte even helemaal te vergeten.
En ook al is de massage op zich erg fijn, hierdoor kan ik er niet helemaal van genieten zoals ik gewild had. Hopelijk wordt het de tweede keer makkelijker.
Gelukkig, zo troost ik me maar, hoeft Anke niet bij iedereen die ze ontmoet een dergelijke procedure te doorlopen. Toen Anke nog geopereerd moest worden maakte ze zich al druk om het litteken dat op haar been te zien zou blijven. Ik kon me daar niet zoveel bij voorstellen, beter gezegd: ik vond het niet zo erg, maar bij vrouwen ligt dat natuurlijk anders. Dan kan ik misschien niet eens meer een rok dragen, merkte ze meteen op. Het zal wel een tijd duren voordat Anke weer onbevangen de straat op kan, als het al zover komt dat ze niets meer hoeft uit te leggen, dat het litteken in haar hals niet meer zo zichtbaar en haar bolle gezicht niet meer zo rond zal zijn
Uit het geschrevene blijkt dat dit litteken en de andere haar danig dwars zitten, ze spreekt niet voor niets van een ‘gehavend lichaam’ en ze heeft natuurlijk volkomen gelijk. Ook al zou een man er misschien minder moeite mee hebben, voor haar is het voorlopig niet meer of minder dan een regelrechte ramp. Wie wil er nou zo gehavend uitzien? Ze heeft er tegen ons weinig of niet over geklaagd, maar ik weet zeker dat ze er veel verdriet van heeft gehad.
Ondertussen is het december geworden; de maand van de gezellige familiefeesten. Erg gezellig zal het bij ons niet worden. Niet omdat we niet aan Sinterklaas of Kerstmis zouden doen, maar omdat het met Anke niet veel beter meer gaat. Ze blijft vaak moe en knapt niet verder op. Soms lijkt het of ze eerder vermoeider wordt dan minder. In haar bovenkaak is een wond ontstaan, door de bestralingen? Deze wond wil maar niet dicht, vanalles is al geprobeerd en uiteindelijk wordt besloten deze dan maar dicht te branden. Dat gaat vrij gemakkelijk en een bijkomend voordeel is dat Anke’s slechte adem als bij toverslag is verdwenen. Sinds een tijd ruikt Anke een beetje zurig uit haar mond, ondanks het vele poetsen. Wij durven er nooit iets van te zeggen: Anke kan er niets aan doen. We weten dat ze goed poetst, want ze was altijd zuinig en trots op haar mooi gebit. Misschien hadden zich in de wond toch voedselresten verzameld die ervoor zorgden dat haar adem niet fris was. Je kunt niet geloven dat geen enkele arts of geen anderszins medisch geschoold iemand zich ooit heeft afgevraagd waar die geur vandaan zou kunnen komen en dat eens een keer heeft onderzocht. Ik weet niet wat ik ervan moet denken. Misschien hebben ze net als wij gedacht dat het door de voeding kwam. Maar eigenlijk zou dat niet kunnen, omdat ze de voeding via de sonde inneemt.
Vroeger was december bij ons net als in veel andere gezinnen de meest gezellige maand van het jaar. Alhoewel ik ook wel eens Sinterklaas heb toegewenst eens een jaartje in Spanje te blijven, maar dit had meer met school te maken. De meeste ouders zijn na een jaar of tien wel klaar met het Sinterklaasfeest, maar als je lesgeeft op een basisschool gaat het feest maar door, jaar na jaar. Je moet enthousiast zijn of doen alsof, maar na meer dan dertig keer heb ik er tabak van. Komt die oude man alweer door de bocht met alle toestanden die erbij horen. Ik hoop dat de kinderen in mijn klas het niet gemerkt hebben, maar ik heb Sint, net als Toon Hermans, wel eens verwenst.
Eigenlijk vind ik Sinterklaas het meest onrechtvaardige feest dat er bestaat. Kinderen die braaf, lief en deugend zijn, krijgen op 5 of 6 december – op het eigenlijke feest dus – soms nog minder (dure) cadeaus dan kinderen van rijke ouders een tijdlang van tevoren al vaker in hun schoen vinden. En dát zijn nou net niet altijd de leukste kinderen. Hoe kun je zoiets uitleggen? Het is hartstikke onrechtvaardig. Ook het feit dat Sinterklaas elk jaar eerder met repeterende reclames via de brievenbus of het tv-scherm bij ons belandt, zorgt bij mij niet voor een grotere waardering voor de eeuwenoude kindervriend. Gelukkig heb ik de laatste jaren van mijn schoolcarrière een hogere groep en dan kunnen we Sinterklaas met eerbiedige spot tegemoet treden. Vooral het lied Sinterklaas, wie kent hem niet van Het Goede Doel gooit ieder jaar weer hoge ogen bij mij en de kinderen van groep 6 of 7.
Een van de voordelen van de moderne technologie is het gemak waarmee je teksten van (Sinterklaas)liedjes kunt terugvinden op het internet. Ik heb vroeger wel eens liedje meer dan twintig of dertig keer moeten beluisteren om de juiste woorden te achterhalen. Dan was het liedje ineens toch niet zo leuk meer. En als je dan zover was dat je de tekst compleet had, moest hij nog op een ouderwetse typemachine worden getikt, hetgeen natuurlijk gepaard ging met de nodige tikfouten, die dan vervolgens weer met correctielak gecorrigeerd moesten worden. In tegenstelling tot Anke heb ik nooit typeles gehad en kon daarom ook lange tijd niet zo goed typen. Het kostte toentertijd, in de jaren zeventig, soms veel tijd om dit soort dingen te doen, maar dat was niet echt een probleem; we hoefden toen niet zo vaak te vergaderen en hadden veel meer tijd om je lessen voor te bereiden of om het werk van de kinderen na te kijken. Tegenwoordig wordt er zonder erbij te blozen tegen je gezegd dat nakijken niet zo belangrijk meer is, je ziet wel bij de (Cito)toets of ze het begrepen hebben. Ja, over een week of vier zeker. Dat schiet pas echt op. Voorbereiden moet tegenwoordig weer wel, en als je in tijdnood komt moet je maar prioriteiten stellen.
En als klap op de vuurpijl moesten de teksten dan nog gestencild worden, omdat een kopi- eermachine toen op onze school in ieder geval nog niet voorhanden was. En ook daarbij kon nog het een en ander misgaan. Soms scheurde het ‘moedervel’ en kon je weer opnieuw beginnen, dan weer zat je eindproduct vol met inktvlekken of was de inkt weer eens net op en moest je eerst de tube vervangen. Want net zoals sommigen precies kunnen uitkienen hoeveel wc-papier ze nodig hebben of kunnen kopiëren tot het allerlaatste blaadje in de la, zo waren er vroeger ook al collega’s die nooit inkt hoefden bij te vullen. Maar ik heb ook eens een collega gehad die toen we pas een kopieermachine hadden en de toner op was, de machine weer bijvulde met een tube stencilinkt, omdat ze gewend was dit zo bij de stencilmachine te doen. Weg kopieermachine.
Kerstmis vond ik eigenlijk altijd leuker, vooral stemmiger dan Sinterklaas. Het feest van rust en vrede, dat spreekt me meer aan dan de commercie rond 5 december. Alhoewel het tegenwoordig in veel gezinnen natuurlijk een even groot commercieel gebeuren is als Sinterklaas. Vroeger toen de kinderen klein waren mochten ze vaak meehelpen met het optuigen van de boom. Een gezellige kerstplaat (een lp van Al Martino, rond 1970 voor vijf D-mark gekocht op de kerstmarkt in Aken) speelde dan liedjes als Silver Bells, Silent Night, Rudolph the Rednosed Reindeer of You’re all I want for Christmas). Anke en Toine hadden ieder een kerstbal met hun eigen naam erop en die werd steeds apetrots in de boom gehangen. En net als in ieder gezin werd het tafereeltje meer dan een keer gefotografeerd. Zowel de kerstballen als de grammofoonplaat en de foto’s worden gekoesterd als relikwieën en kun je niet meer ‘gewoon’ bekijken of beluisteren. Ook hebben we warme herinneringen aan kerstavond als voor het eerst de kaarsjes in de boom aangestoken werden en de kinderen mochten opblijven totdat het laatste kaarsje was gedoofd. Ondertussen iets lekkers te eten en drinken erbij en maar wachten en wedden welk kaarsje het langst zou blijven branden. In de klas schilderde ik afgelopen jaren wel eens dit tafereeltje en vertelde er dan bij dat we nog steeds echte kaarsjes in de boom hebben, met ongelovige gezichten tot gevolg. Echte kaarsen? Wow, dat zouden wij ook wel eens willen. Of misschien ook wel: wie brandt er tegenwoordig nou nog echte kaarsen in de kerstboom? Echt iets voor oude mensen uit de steentijd.