Prachtig proza is deze bijdrage op Ankes weblog:
Vies verhaal
Het volgende stukje is een beetje onsmakelijk. Maar goed, als het goed is, heeft u uw lunch net achter de kiezen.
Zoals kleine kinderen nog wel eens vol trots naar hun prestatie willen kijken als ze in hun potje hebben gepoept, en sommige ongure types in hun zakdoek na het snuiten van hun neus, zo heb ik een eigenaardigheidje met mijn fistel ontwikkeld.
In het gat, dat nu een diameter van ruim één centimeter heeft, moet als een soort dopje, een opgerold reepje Kaltostat worden gestopt. Kaltostat is een soort viltachtig weefsel, al vind ik de naam persoonlijk beter passen bij een concentratiekamp. (“Waar is uw familie omgekomen?” “In Kaltostat, helaas…”) Maar dit terzijde.
Omdat er iets van algen in die Kaltostat verwerkt is, kan het spul heel veel vocht absorberen. En er komt nogal wat vocht (lees pus, maar dat is zó’n vies woord, dat weiger ik gewoon met mezelf te associëren) uit die fistel. Twee tot drie keer per dag moet de boel dus verschoond worden, hetgeen ik doodeng vind. Maar aan het eind van de rit volgt gelukkig wel altijd een klein pleziertje.
Want telkens als er dan zo’n snotachtig reepje Kaltostat door de thuiszorg uit mijn hals is geplukt, haal ik er enorme voldoening uit om het ding eens goed met een pincetje te ontleden. Een beloninkje, zeg maar, voor het ‘geleden leed’. Maar omdat ik natuurlijk niet wil dat de thuiszorg mij een gestoorde viezerik vind, zeg ik er altijd even “kijken of het vocht al minder is” bij. Bijna iedere keer komt er iemand anders, dus weten zij veel! (S. heeft mij helaas wel door…)
Maar toch. Ondanks de luchtige toon van het bovenstaande weten we wel degelijk beter. De dag voordat ze dit schreef waren we weer bij haar. En ofschoon we onderhand min of meer gewend zijn aan hoe ziek ze is, aan hoe ze eruit ziet, aan hoe ze beperkt wordt door haar lichamelijke misfortuin, kunnen we er ons niet aan onttrekken. Anke is gauw moe, ze moet nog steeds allerlei medicijnen innemen, ze heeft nog steeds morfine, ze praat moeilijker dan voorheen, ze kan niet met ons mee-eten maar is overdag ook nog regelmatig met de voedingsspuit in de weer en daar verandert een leuk geschreven blogje niets aan.
Steeds vaker moet Anke ook overdag rusten. Of ze gaat tussendoor even op bed liggen, of ze rust uit op de zitbank in de voorkamer; om iets te ondernemen is ze te zwak. Hopelijk is onze aanwezigheid voor haar niet te belastend, dat zou het laatste zijn wat we zouden willen. Maar het zou zomaar kunnen dat je dat niet in de gaten hebt doordat je zo graag iets meer voor haar wilt doen dan haar gezelschap te houden of wat in de huishouding te helpen. Maar hierdoor steunen we Stijn ook een beetje. Hoeft hij al weer een keer minder af te wassen, te zuigen, naar de winkel of vuilcontainers. Kan hij tussendoor ook eens aan zichzelf denken, een vriend bezoeken, even naar het werk dat voor hem meer ontspanning is dan broodwinning. Maar dat was eigelijk altijd al zo, kreeg ik de indruk. Hij is journalist in hart en nieren, om een verhaal op tafel te krijgen blijft hij zoeken naar juiste personen en feiten. Ofschoon Anke dezelfde opleiding had is ze meer (be)schrijver. Jammer dat haar laatste sollicitatie bij Elsevier niet door kon gaan. Ik had het haar zo gegund. Stijn werkt in Rotterdam als verslaggever voor het Algemeen Dagblad. Gelukkig maar dat hij de laatste tijd alle bezuinigingen door fusies heeft weten te doorstaan. Hij voelt zich volgens mij bij de krant als een vis in het water en krijgt – zeker nu Anke zo ziek is – van chefs en collega’s alle medewerking en zoveel vrijheid als hij nodig heeft.
Van mijn mailcontact krijg ik weer post als reactie op mijn ontboezemingen en vol met goede raad om me te ondersteunen. Hij dacht eerder dat we misschien met zijn tweeën tijdelijk in Rotterdam zouden kunnen gaan wonen om vaker bij Anke te zijn. Maar ik heb hem laten weten dat Anke dit niet op prijs zou stellen en bovendien zitten we nog met ons werk waar we naar toe moeten. Maar werk kan in deze omstandigheden ook afleiding zijn, zo schrijft hij. Het verzet je gedachten en het breekt de dag, zodat er nog iets anders is dan het verschrikkelijke feit waarvan je vol bent.
Het klopt wel; het geldt voor Annie meer dan voor mij. Zij gaat graag, zij kan haar gevoelens op het werk goed kwijt. Veel collega’s leven met haar mee en als ze even pas op plaats moet maken kan dat en ook is er altijd wel iemand met een luisterend oor of iemand die haar taken even overneemt. Op school ligt het voor mij toch iets anders. Er is bijna geen collega die niet in de klas bezig is of anderszins tot over de oren in zijn werk steekt. Ik zie voor of na school bijna niemand in mijn lokaal. Hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat men het niet erg voor Anke en voor ons vindt. Sommige van mijn collega’s hebben Anke op de basisschool in de klas gehad (toen we nog niet gefuseerd waren) en voor hen is het natuurlijk ook wel een vreemde situatie. Ik ervaar het werk echter niet als ontspannend, maar dat is al langer zo. En niet alleen nu het met Anke en met mij zo slecht gaat.
Ik heb hem gemaild over mijn kwaadheid dat er geen actie meer plaatsvindt en dat je daar gek van wordt. Hij vraagt zich af in hoeverre zo’n artsenteam misschien een dubbele agenda heeft: ze willen aan zo’n bijzondere patiënt natuurlijk ook van alles leren en dan staan de belangen van die patiënt wellicht niet altijd voorop. Geeft aan iets dergelijks uit eigen ervaring te hebben meegemaakt. Schrijft dat als ik er al zwaar door geïrriteerd raak, hoe Anke zich dan wel niet moet voelen als het weer eens tegen zit, als er geen voortgang is. Vraagt of ze mentaal wel sterk genoeg is? Ook volgt nog een advies om spanningen tussen ons beiden van elkaar te begrijpen en steeds maar weer in gesprek te blijven, omdat je elkaar nodig hebt in deze moeilijke periode. En wenst ons sterkte.
Het klopt wel wat hij schrijft. Hoe moeilijk het nu ook is om begripvol te kunnen omgaan met de kwaadheid van de ander, het is de enige manier om met elkaar in gesprek te blijven en elkaar te helpen.