Toen ik hoorde dat ik uitzaaiingen in de longen had en nooit meer zou genezen, moest ik vooral aan één ding denken. Aan het fijne leven dat ik tot nu toe heb gehad en de grote rol die jullie daarin hebben gespeeld. Ik heb een geweldige jeugd gehad, waarin jullie me ontzettend veel hebben meegegeven en geleerd. Ik ben ervan overtuigd dat de goede start die ik dankzij jullie heb gehad, ook de basis is geweest voor het fijne leven dat ik daarna, toen ik uit huis ging wonen, ben gaan leiden. Ik heb het gevoel dat alles mogelijk is geweest: heerlijke vakanties, heel fijn gespeeld toen ik klein was, hobby’s en studies die ik graag wilde doen, leuke feestdagen, twee ouders die er altijd voor me waren. Lange tijd dacht ik dat dit normaal was (ook dat alle vaders tussen de middag thuis aten), later heb ik geleerd hoe bijzonder het is als een gezin nog gewoon bij elkaar is en ouders een kind alle kansen geven die het verdient.
‘Vader ben je niet voor even, maar voor je hele leven’, zo ongeveer luidt de tekst van een liedje dat ik laatst op de radio hoorde. “Maar hoe zit dat dan als je kind sterft?”, dacht ik toen. “Ben je dan vader af?”
Toen ik vader werd was het een warme dag in mei: de zevenentwintigste van het jaar 1978. Het jaar waarin Duitse RAF-terroristen ook in Nederland zullen toeslaan, (twee douaniers in Kerkrade vermoord), Molukkers het provinciehuis in Zwolle bezetten (twee doden) en de Italiaanse Rode Brigades oud-premier Aldo Moro ontvoerden (5 lijfwachten gedood) en vermoordden. Ook toen al kende het terrorisme letterlijk en figuurlijk geen grenzen.
Binnenkort zouden er gemeenteraadsverkiezingen worden gehouden in onze gemeente en vlak voordat Anke geboren werd reed er een geluidswagen door onze straat. Het was alsof ze alvast werd aangekondigd. En ineens, nou ja ineens, stond ik daar met een klein kind op mijn arm, bang om haar stevig vast te pakken en bang haar te laten vallen. Wat waren we trots op ons dochtertje; we konden niet wachten tot we de rest van de wereld onze aanwinst konden tonen en binnen een mum van tijd stond het eerste bezoek al in de slaapkamer.
We wilden graag een meisje en wel eentje met pit. Nou dat hebben we geweten.
Anke was erg aanwezig in ons gezin en vooral tijdens de pubertijd was dat niet altijd even gemakkelijk, om maar eens een understatement te gebruiken. Ze liet zich niet goed sturen en een welgemeend advies werd door haar even welgemeend in de wind geslagen. Gelukkig lezen we in haar brief dat ze vond dat ze een mooie jeugd heeft gehad. Als we haar later wel eens vertelden over haar dwarse karakter zei ze steevast dat het zo erg niet was geweest en dat we overdreven.
Toen ze een jaar of acht, negen was, is ze eens een keer zo kwaad geworden dat ze met haar fiets kilometers uit de buurt was weggefietst. Ruzie maken met haar broertje, het liefst op de achterbank van de auto en het allerliefst als je na een lange rit naar het vakantieadres moe van het rijden nog de weg moet zoeken in een of andere drukke Franse stad.
En later toen ze zogenaamd met de harmonie een concert had gegeven, was ze in werkelijkheid naar een vriendje in een naburig dorp gefietst. Op de vraag hoe de voorstelling was gegaan, antwoordde ze met een stalen gezicht: “Leuk?” Toen we haar met de werkelijke gang van zaken confronteerden werd ze daar niet vrolijk van.
Als ze uitging was ze steeds een kwartier of zo te laat. Ook als ze een week niet mocht uitgaan, was het de keer daarop weer raak. Dan lagen wij weer ongerust in bed te wachten tot ze weer thuis kwam. Ze wilde niet afgehaald worden, want het was maar een paar minuten fietsen van ons huis naar de disco. Maar toen ze een keer in een ander naburig dorp met een vriendje uitging, mocht ik haar wel brengen en halen. Omdat ze op de afgesproken tijd niet – natuurlijk niet – naar buiten kwam, ging ik binnen kijken waar ze bleef. Ze was er niet. “Ben jij bínnen geweest?”, riep ze woest toen ze erachter kwam dat ik haar op de dansvloer had gezocht.
Ze kon nog van geluk spreken, dat ik niet de Vogeltjesdans had aangevraagd en gedanst, zoals een andere vader wiens dochter niet op tijd naar buiten was gekomen eens had gedaan. Díe dochter was daarna nooit meer te laat buiten. Maar de Vogeltjesdans voordoen op een verder lege vloer leek me toch net iets teveel van het goede.
Ook op de middelbare school liet ze zich moeilijk adviseren. Ze moest een nieuw vakkenpakket kiezen en was tot onze verbazing wilde ze daar wiskunde in opnemen. Je kon dat toentertijd nog laten vallen, maar om de een of andere onnaspeurbare reden had zij dat vak gekozen, terwijl ze er helemaal niet goed in was. Ze heeft een tijdje bijles in wiskunde gehad, maar het vak lag haar niet. Erfelijk bepaald. Ik stelde haar voor om er Duits voor in de plaats te nemen; ze was goed in talen en Duitsland zou wel eens een belangrijk land in Europa kunnen worden. Bovendien wist ze toen al in welke richting ze verder wilde en wiskunde hoefde ze daarvoor niet in haar pakket te hebben. Maar ze hield voet bij stuk. En op het einde van het schooljaar mocht ze niet over vanwege het wiskunde dat onvoldoende was. Ze koos vervolgens toen maar… Duits en haalde bij de overgang een 8 voor dat vak en dat terwijl ze een paar jaar geen Duits had gehad.
Na het VWO wilde ze in Tilburg journalistiek gaan studeren. Dat was een logische keuze, want ze was haar leven al aan de slag geweest met boeken, met verhaaltjes schrijven, met lezen. Toen ze nog niet kon lezen, las ze toch al verhaaltjes van Jip en Janneke voor aan haar broertje en de andere kinderen uit de buurt. Op elk blaadje dat ze kreeg schreef ze van alles en nog wat. Je kon haar geen groter plezier doen dan haar iets van papier te geven. Ze verzamelde ook allerlei soorten papier, bontgekleurd of velletjes papier met een of ander lijstje erop. Boodschappenlijstjes of muziektitels die ze leuk vond. Ze bewaarde rekeningen, ansichtkaarten, brieven die ze kreeg, krantenartikelen, folders, handleidingen, entreekaartjes van concerten die ze had bijgewoond, maakte zelf een adressenboekje van twee stukjes karton en turkooizen blaadjes. Iedere keer kwam er weer iets bij dat ze interessant vond en daarom wilde bewaren.
Anke kon niets weggooien, niet alleen papier niet, maar ook geen kleren of speelgoed bijvoorbeeld. Bij ons op school werd altijd speelgoed voor de Vastenactie verkocht. Daar bracht ik wel eens speelgoed naar toe, want het was voor een goed doel. De opbrengst was bijvoorbeeld voor de straatkinderen in Brazilië. Als de kinderen later wel eens speelgoed misten, was ik natuurlijk de boosdoener. Nog tot in lengte van jaren was in ons gezin de schuldige gauw gevonden als er wát dan ook vermist werd. “Dat zal pap wel weer op de Vastenactiemarkt hebben verkocht”, werd er dan gemopperd.
Haar verzameling spullen werd steeds groter en nog steeds staan er bij ons op zolder dozen vol met spulletjes die we niet weg mochten doen, want ‘die kon ze nog gebruiken’ zei ze dan. En dan hebben we het nog niet over haar verzamelingen suikerzakjes of potloden. En of dat nog niet genoeg was, wilde ze ook nog typemachines gaan verzamelen. Gelukkig is ze niet verder dan een viertal stuks gekomen.
Toen de kinderen in groep 8 een werkstuk moesten maken om de voorbereiding op het Vormsel af te sluiten schreef ze zelfstandig een boekje, “Put on your dancing shoes”. In het boekje dat 25 bladzijdes dik is, staan slechts een stuk of drie tikfouten, die met wit correctielint zijn verbeterd. En spelfouten maakte ze ook niet gauw. Schrijven en lezen waren toen al haar lust en haar leven.
Ankee was op typeles geweest en kon sneller typen dan menigeen kon praten. Op haar Diploma Machineschrijven haalde ze op het examen 215 aanslagen per minuut volgens het tienvinger-blind-systeem, zoals er zo mooi op het diploma staat vermeld. Ze was toen elf en de computer was er nog niet. Zelf schreef ze in die tijd op een elektrisch typemachine van Brother. Maar toen ze eenmaal kennis maakte met het toetsenbord van de computer ging het tempo nog wat omhoog. En dat bleef zo. Ze was zo snel dat ze later op een bandje ingesproken, interviews voor de auteur kon uittikken en zo wat extra geld verdiende voor haar studie in Amsterdam. (Het boek gaat over de Amsterdamse trambestuurders van lijn 16 die al in de tachtiger jaren hardop hun mening gaven over de lasten van multicultureel Nederland hetgeen van een aantal politici niet mocht.) Anke was er trots op ook zelf met enkele in het boek voorkomende politici te hebben gesproken.
Na haar studie in Tilburg is ze aan de Universiteit van Amsterdam Politicologie; Internationale Betrekkingen gaan studeren. Anke is in haar studietijd en daarna de nodige keren verhuisd. Eerst van Echt naar Tilburg, naar de Boekweitstraat. Een straat in een prachtwijk, zoals die tegenwoordig wordt genoemd. Ze voelde zich daar altijd erg veilig, vertelde ze ons. Er zat altijd wel iemand op de uitkijk. Daarna verhuisde ze naar de Karrestraat in dezelfde plaats. Daar heeft ze ook Stijn leren kennen, maar het was nog niet meteen “aan”.
Haar volgende adres was de Van Speykstraat in Amsterdam. Hoewel de studie haar goed beviel, vond ze het op haar kamer minder leuk. Ze huurde haar kamer onder van een meisje dat, volgens Anke, de hele dag niet veel uitvoerde. En Anke stoorde zich eraan dat zij én studeren én werken moest en haar verhuurster niet veel meer deed dan tv kijken en geld opstrijken.
Iedere keer mocht ik haar spullen verhuizen en haar kamers mee inrichten. Anke vroeg dan tussen neus en lippen door of ik haar even kon helpen met verhuizen en natuurlijk wilde ik dat wel. Het was wel soms inspannend. Een keer of drie op een dag van Tilburg naar Amsterdam heen en weer rijden, de spullen de trappen op sjouwen, alles op zijn plek zetten en in elkaar schroeven, de tv en computer aansluiten en dan weer terug naar Echt. Het waren ongeveer zevenhonderd kilometer die ik die dag reed. Anke was goed in het delegeren van taken en soms dacht ik wel eens dat ze niet echt besefte wat ze van je vroeg. Toen we de eerste keer Amsterdam binnenreden, druk verkeer met trams waar ik het toch al niet zo op had, zei ze vol overtuiging: “Hier zou ik niet willen rijden”. Maar ik moest wel en zonder navigator, waarvan ik het bestaan nog niet kende, vond ik dat ook niet zo prettig.
Ze verkaste weer snel, nu naar Utrecht, waar ze bij haar vriendin Susana introk en daar had ze het wel naar haar zin. Voor haar studie kon ze dan gemakkelijk naar Amsterdam met de trein. Ook was ze in die tijd actief als vrijwilligster bij de opvang van zogenaamde ama’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers), en begeleidde die bij hun inburgering in Nederland.
En weer later toen Stijn en Anke gingen samenwonen gebeurde dat in Rotterdam. Eerst wilde ze er niet echt naar toe, maar Stijn studeerde en werkte er en na een poosje wennen vond Anke er steeds meer haar draai. Vooral nadat ze als redacteur van het Eramus Magazine aan de slag kon.
Maar niet na ook in Rotterdam nog eens keer te verhuizen, in dit geval vanwege het lawaai dat zich elke dag tot laat in de nacht boven hun hoofden afspeelde. Samen vonden ze een vooroorlogs pand in de Witte van Haemstedestraat, waar ze de tweede en zolderverdieping bewoonden. Stijn afgestudeerd en aan het werk bij de krant, Anke aan het werk en nog net niet helemaal klaar met haar afstudeerscriptie over de rol van de media in de Joegoslavische oorlogen in de jaren 90. Ze was daarvoor ook naar Sarajewo gegaan om mensen over die periode te interviewen. Alles verliep zoals jonge mensen dat graag willen, totdat de dag kwam die alles dramatisch op zijn kop zette.
Niet alleen Anke’s leven en dat van Stijn, maar ook dat van ons.