Angst

Showtime

Voor degenen die het nog niet wisten: ik heb tongkanker. Ik wou dat ik het wat leuker brengen kon, maar ik zou niet weten hoe. Misschien door te melden dat het eigenlijk een ouwelullenziekte is; tongkanker komt vooral voor bij oudere mannen die veel roken en drinken. Een leuk lotgenotengroepje met mensen van mijn eigen sekse en leeftijd zal er dus wel niet in zitten.

Toen ik gisteren in Daniel den Hoed voor alle artsen van de werkgroep hoofd/halstumoren moest verschijnen, kreeg ik ook het gevoel een soort medisch unicum (het woord ‘wonder’ lijkt me in dit geval wat te hoog gegrepen) te zijn. In een klein kamertje werd ik naar de behandelstoel geleid als een prinses naar haar troon. Enige gepaste afstand in acht nemend, verdrongen de artsen zich daar – blocnoot en pen in de aanslag – om mijn opengesperde mond. Sommigen vroegen of ze even mochten kijken met een lampje. Twee wilden zelfs even voelen. Ze beloofden me geen pijn te doen en dat deden ze ook niet. Iedereen was heel aardig en beleefd. Maar kreeg toch een beetje de indruk een soort bezienswaardigheid te zijn (en niet vanwege die ‘extra leuke’ kleding…)

Maandag hoor ik hoe groot de tumor precies is, of er eventueel uitzaaiingen zijn en hoe de behandeling eruit gaat zien. Dat het een flinke tijd gaat duren voor ik helemaal beter ben, staat in ieder geval vast. En dan nog zal ik misschien altijd een beetje moeite houden met het uitspreken van bepaalde letters en het kauwen van bepaald voedsel. Logopedie gaat in de behandeling een belangrijke rol gaat spelen, en dat vind ik geen leuk vooruitzicht.

Zijn er ook nog positieve dingen te melden? Eens even kijken. Als ik een boer laat kan ik een beetje proeven hoe die extra calorierijke vloeistof die de hele dag mijn lichaam in wordt gepompt smaakt. S. – niet voor één gat te vangen – geeft nog snel even de planten water met dezelfde wegwerpspuit waarmee hij mij heeft gevoed. Mijn vader heeft er ook al eentje mee naar huis genomen voor pesticiden. Anti-wegwerp als ik ben, kan ik deze multifunctionele toepassingen wel waarderen. Als ze maar van mijn morfine afblijven!

De tijd die volgt niet goed te beschrijven. We hebben dan wel vakantie, maar van een vakantiegevoel is geen sprake. Je zit thuis te wachten tot je wat hoort over een afspraak, over hoe het is met Anke. Je praat met een paar mensen die al op de hoogte zijn van de ramp die bezig is zich te voltrekken. Ik fiets naar een oud-collega en zijn vrouw. Beiden schrikken hevig als ik vertel wat er allemaal aan de hand is en dat ik bang ben dat Anke het niet zal overleven.

En dat laatste is nou net mijn grootste angst geweest vanaf het moment dat ze geboren werd. Natuurlijk heeft iedereen zijn dagelijkse zorgen. Dat was bij mij natuurlijk ook zo: over de gang van zaken op je werk, over je ouders en of je kinderen het wel goed doen op school, dat ze op tijd weer thuis zullen zijn na het uitgaan, etc. Die verdwijnen na verloop van tijd meestal. Maar één angst was altijd op de achtergrond aanwezig; die om een kind te verliezen. Waarschijnlijk hebben enkele sterfgevallen van kinderen op school, het verlies van een kind van een toenmalig collega en nog niet zo lang geleden de dood van een andere oud-leerling daartoe bijgedragen. Het verdriet en de ontreddering waarmee de ouders van een gestorven kind te maken krijgen wil niemand meemaken.

Ik barst in tranen uit; het verdriet en de angst voor wat komen gaat worden me te veel. Mijn vroegere collega en zijn vrouw doen hun best me te troosten en enigszins opgelucht ga ik weer naar huis.

Mijn broer en zijn vrouw vieren hun zilveren bruiloft. Toen ze trouwden was Anke drie en met een ander, iets ouder meisje uitgekozen om bruidsmeisje te zijn. Als je de foto’s van toen bekijkt, kun je je niet voorstellen dat 25 jaar later iets dergelijks als nu speelt als nu aan de hand zou kunnen zijn. We zijn uitgenodigd op het feest en Anke en Stijn zullen ook komen. Iedereen die op de hoogte is van Anke’s ziekte is erg begaan en informeert voorzichtig bij haar hoe het is, of ze nog veel pijn heeft. Anke kan niets eten en ook het drinken gaat maar met kleine slokjes. Zelfs het praten gaat moeizaam, maar desondanks voert ze een lang gesprek met iemand die zelf met kanker te maken heeft gehad en ook in hetzelfde gebied. Ik ben blij dat Anke goed met hem overweg kan en ze luistert aandachtig naar zijn verhaal. Hij biedt aan Anke te allen tijde te willen ondersteunen en als ze wil kan ze hem altijd bellen, hetgeen erg aardig is want hij heeft een razend drukke baan.

Dit bericht was geplaatst op 25 mei 2013, in mei 2013. Markeer de permalink als favoriet.