BBQ
We zijn nu een maand na de operatie, ik probeer langzaam te wennen aan een leven waarin eten een ondergeschikte rol gaat spelen, maar sommige dingen krijg je maar moeilijk uit je systeem…
Enthousiast geworden door het exemplaar dat ik in het ziekenhuis had, wilden S. en ik ons abonneren op de VARA Gids. Een prima investering lijkt me, nu televisiekijken de komende weken een belangrijk onderdeel van mijn dagindeling gaat vormen…
Bladerend door de gids van mijn ouders (ik kom, heel klassiek, uit een VARA/Volkskrant-nest), zie ik tot mijn grote genoegen dat nieuwe abonnees een tafelbarbecue cadeau krijgen. Groot liefhebber als ik ben van fonduen, steengrillen, gourmetten (en andere oerburgerlijke vormen van eten bereiden die ik hier nu vergeet op te sommen) maakt mijn hart een sprongetje. Een tafelbarbecue! Om me even later te realiseren dat zo’n ding voor mij weinig zin heeft. Dan maar de dvd-serie van Vuurzee. Nóg meer televisie.
Iemand spreekt zijn verwondering uit over genoemde combinatie, omdat de Vara socialistisch was en de Volkskrant katholiek zou zijn. Waarschijnlijk was de krant toen al niet meer katholiek en uiteraard ging het om het linkse karakter van de krant en niet om de eventuele geloofsrichting. Overigens gaat katholicisme goed met socialisme als je bedenkt dat beide een grote mate van eerlijk delen en opkomen voor zwakken voorstaan. Heel leuk is de reactie van Anke hierop dat ze haar eigen jeugd als de maat der dingen neemt en dat ze toentertijd dacht dat alle vaders tussen de middag thuis kwamen eten, omdat ik in die luxe positie verkeerde. De school ligt op vijfhonderd meter van ons huis (wat niet alleen maar voordelen had).
Behalve Anke, moeten ook wij wennen aan het feit dat ze niet meer gewoon kan eten. We proberen in haar nabijheid zo weinig mogelijk over eten te praten of eten te koken. Je voelt je schuldig als jij aan tafel zit te eten en Anke kan niet meedoen. Nu nog blijft ze uit de buurt als Stijn en wij een maaltijd nuttigen, maar van het begin af aan laat ze ons weten dat wij gewoon, net als vroeger moeten eten. En we moeten daar vooral niet te geheimzinnig over doen, want dan voelt ze de pijn van het gemis nog meer. Later zal ze zelfs bij ons aan tafel komen zitten als we moeten eten. Maar wennen zal het nooit en we kunnen nooit meer als voorheen onbevangen over eten praten. Zeker niet als Anke in de buurt is.
It’s a small world after all
Kan ik mij hier in Rotterdam (zeker nu de neussonde eruit is) nog heerlijk in grootstedelijke anonimiteit wentelen, voor mijn ouders die in een dorp wonen – waar ik respectievelijk de crèche, de basisschool en de middelbare school bezocht – is er geen ontsnappen aan: binnen no time is mijn ziekte daar publiek bezit geworden. En mijn ouders zelf dus ook een beetje. Wanneer mijn moeder even een boodschap gaat doen, komt ze terug met steunbetuigingen van mijn oude crècheleidster (of gymjuffrouw, ik weet het even niet meer) en de ouders van een jongen met wie ik vroeger op de middelbare school zat (en wiens broertje een vriendin heeft met wie ik als bijbaantje in de keuken van het plaatselijke bejaardenhuis werkte). De ‘vrouw van de bakker’ vraagt in een volle zaak hoe het met mij gaat, de buren brengen een bloemstuk. Zelfs ‘onze’ melkboer leeft met mij mee.
Als ik aan mijn moeder vraag ‘of het hele dorp het soms weet’, antwoordt zij zonder een spoortje sarcasme: “Natuurlijk weet iedereen het.” Het klinkt misschien raar voor iemand die een weblog bijhoudt en openlijk over haar ziekte schrijft, maar ik word toch een beetje onrustig van al die aandacht. Het doet mij denken aan dat spelletje vroeger waarbij je iets in iemands oor fluisterde, waarop die ander dat weer in iemands oor moest fluisteren, waardoor er – oh hilariteit – aan het eind van de rit heel wat anders uitkwam. Wie weet welke spookverhalen er over mij de ronde doen. En alleen de gedachte al dat het voor sommige mensen echt smullen geblazen is. Geen wonder dat ik meteen na het vwo naar de grote stad (nou ja… Tilburg!) vertrok.
Natuurlijk zijn er mensen in onze omgeving die smullen van alle nieuws en die niet weten hoe vlug ze andermans ellende moeten doorvertellen. Zij kicken erop. Maar de meeste mensen vragen toch uit oprechte belangstelling of bezorgdheid. Feit blijft dat je je goed kunt voorstellen dat Anke geen onderwerp van al die belangstelling wil zijn. Soms hoor je zelf ook wel eens vervelende opmerkingen. Iemand zegt dan bijvoorbeeld iets in de trant van: “Ja, die of die heeft ook kanker en is ook opgegeven.” Nou dat is pas bemoedigend als je dochter kanker heeft, dan zinkt je de moed al helemaal in de schoenen. Of er zijn mensen die je vragen hoe het gaat en dan uitgebreid beginnen te vertellen over toen zij in het ziekenhuis lagen en wat ze er allemaal voor erge dingen meemaakten. Je mag blij zijn als je jouw verhaal nog tot het einde toe kunt afmaken. Anderen zeggen zo weinig mogelijk en geven je gelukkig alle ruimte.
Maar het is ook zo dat je zelf eveneens niet zo goed raad weet met de situatie. Bij sommigen heb je het gevoel dat je je hart zou kunnen uitstorten, maar bij anderen ontbreekt dat gevoel totaal. Het is allemaal zo dubbel dat je met je eigen gevoelens niet weet om te gaan.