Spreken of zwijgen

Oproep

S. heeft een lasagnaschotel in de oven staan. Lasagna, dat was – zij het met hulp van Knorr – toch altijd een beetje mijn specialiteit. De geur van gesmolten geraspte kaas alleen al, mmmm. Hoewel ik vol zit van de sondevoeding en kamillethee (nog even en ik plás kamillethee) loopt het water me in de mond.
Ik moet denken aan die Amerikaanse vrouw die ik jaren geleden een keer op televisie zag. Door meditatie had ze het vermogen ontwikkeld om te leven van lucht. Hierdoor kon ze volledig zonder eten of drinken. Even googelen leert mij dat het een heuse stroming betreft, de zogeheten Breathairians. In Nederland moeten er zo’n 25 zijn. Dit is een oproep aan alle Breatharians ter wereld: wie wil er met mij van tong ruilen???

Het schijnt dat er in Oostenrijk al een tongtransplantatie heeft plaatsgevonden, zo heeft Toine gegoogled. Ook heeft hij al enkele mails naar het operatieteam gezonden met daarin het verzoek om meer informatie, met name over het verdere verloop na de operatie. Tot zijn grote verontwaardiging krijgt hij, ook na enkele herhaalde verzoeken, geen antwoord. Wellicht is de transplantatie toch niet zo’n succes geweest. Maar misschien is dit een optie voor de toekomst? Je weet maar nooit hoe snel sommige ontwikkelingen kunnen gaan. Het idee lijkt niet zo smakelijk, maar als ik moest kiezen tussen een machteloze “lap” en een tong waarmee je weer goed kon praten, eten en proeven, dan wist ik het wel.

Het volgende stukje over het ziekenvervoer waar Anke gebruik van maakt toont de eerste uit een lange rij ergernissen over het bedrijf. Bijna iedere dag is het prijs; soms komt de taxi later dan was afgesproken, dan weer komt hij helemaal niet. Als je zoals Anke na een reeks bestralingen lichamelijk en geestelijk helemaal op bent, is het moeilijk te verteren als je na de bestraling een uur of langer in de hal moet zitten wachten tot je wordt opgehaald. En als je je dan meldt bij de balie, kunnen die als de taxi eenmaal is opgeroepen, ook niets meer doen. “De taxi is onderweg”, zo krijgen zij en vervolgens Anke en wij te horen. En daar kun je het mee doen. Waarom het zo lang moet duren, is niet duidelijk. Soms krijgt Anke het te kwaad. Je zal daar maar zitten wachten, doodmoe, met een keukenrol paraat omdat het slijm blijft komen, met een gezicht en vooral de hals die met de dag roder worden, de huid die open springt door de invloed van de radioactieve straling. Vaker belt ze in arren moede maar weer naar Stijn, die dan van zijn werk komt en haar naar huis toe rijdt. Een ritje van nog geen tien minuten, inclusief het lopen naar de parkeerplek in de garage aan de achterkant van het ziekenhuis.

Het onderstaande stukje druipt van het cynisme. Het is maar goed dat je kunt denken wat je wil. Maar misschien mag dat in de toekomst ook niet meer en worden je gedachten straks net zo makkelijk afgetapt als nu de telefoon of je computer en ben je dan meteen het haasje bij bepaalde gedachten. Maar gelukkig is tot dan toe het motto: Gedanken sind frei! En in veel gevallen telt nog steeds dat spreken zilver is en zwijgen goud. Maar het lijkt er soms op dat de helft van de Nederlandse bevolking dit spreekwoord niet kent. Zeker ook de schuld van het falend onderwijs in ons land.

Mr. Cabdriver

Omdat ik over een tijdje te moe zal zijn om de weg naar het ziekenhuis (hier praktisch om de hoek) in mijn eentje af te leggen, krijg ik elke werkdag ziekenvervoer naar bestraling.

Dat gaat zo: een week van te voren geeft S. de bestralingstijden door aan het taxibedrijf. Die vertellen hem dat ik geacht word elke ochtend een uur (!) van te voren klaar te zitten (let wel: van hier naar het Erasmus MC is een ritje van nog geen tien minuten en de bestraling duurt nauwelijks langer). Gelukkig is S. niet voor één gat te vangen en gaat hij voortaan gewoon iets latere bestralingstijden doorgeven waardoor mijn uitslaaptijd (minstens tot 9.00 uur) weer gegarandeerd is. Meestal komt er een normale taxi voorrijden, soms een busje. Dat laatste vind ik minder. Afhankelijk van de chauffeur moet ik voorin het busje (okee) of achterin (niet okee) plaatsnemen. Heel soms moet ik achterin ook een gordel om (helemaal niet okee omdat dit mij de mogelijkheid er een beetje casual bij te zitten belemmert).

Dan begint Het Praatje. Omdat ik tot nu toe bijna iedere rit een andere chauffeur heb, moet ik telkens opnieuw uitleggen waarom ik eigenlijk van ziekenvervoer gebruik maak. Daar komt bij dat tot nu toe maar één iemand mij rechtstreeks gevraagd heeft wat ik mankeer. Een beetje vermoeiend, want sinds ik driekwart van mijn tong mis, is just making conversation niet meer wat het ooit was.

De één informeert of ik soms een ‘schoonheidsoperatie’ heb ondergaan (yeah right, als dít het resultaat is van een schoonheidsoperatie, hoe dacht u dan dat ik er van te voren uitzag?) terwijl de ander hardop denkt dat ik vast nog ooit plastische chirurgie moet ondergaan voor mijn littekens (eh, in principe niet…) Weer een ander voegt mij toe dat ‘ze’ me wel heel erg te pakken hebben gehad (zou hij denken dat ik een maffia-afrekening heb gehad of gewoon op de artsen die mij geopereerd hebben doelen?)

Vorige week zat ik bij de moeder van hockeyinternational F. M. de M. in de auto. Toen ze hoorde dat ik een tongtumor had, vroeg ze of ik soms veel op kauwgum of pennen had gekauwd. Misschien vaak met mijn mobiele telefoon gebeld? Of anders een vreemd soort tandpasta gebruikt? “Nee. Wel heb ik altijd een ongezonde voorkeur gehad voor een beetje zwart geblakerd vlees”, wou ik naar waarheid zeggen. Kijken hoe ze zou reageren. Maar ik zei maar niks.

Vandaag had ik een chauffeur die op drukke kruispunten de ene na de andere kamikaze-actie uithaalde. Terwijl we niet eens haast hadden… “Als ik dood wilde, ging ik niet elke dag braaf naar bestraling, eikel”, wou ik zeggen. Maar ook nu hield ik mijn mond. Gelukkig was Hermes met ons.

Dit bericht was geplaatst op 29 jun 2013, in juni 2013. Markeer de permalink als favoriet.