25 oktober 2006
Millimeterwerk
Vandaag weer naar meneer Flapdrol, die ik bij deze trouwens meneer Flapdrol af wil verklaren en gewoon meneer K. ga noemen, want de mondopening is met 5 millimeter gestegen naar 2.1 centimeter. De oefeningen werpen dus vruchten af!
Verder ben ik er vandaag achter gekomen waar meneer K. mij aan doet denken: hij is net Martin Gaus, maar dan voor mensen. Elke keer als we een oefening doen en ik het een beetje zwaar krijg (eigenhandig je mondopening oprekken is niet niks tenslotte…), zegt meneer K: “Kom maarrr. Kom maarrr. Kom maarr.”
Leuk is de reactie van een trouwe lezer die vraagt of Anke gaat kwispelen als meneer K. zegt: “Kom maarrr.” En spottend voegt Anke eraan toe dat de tong uit de bek steken er in ieder geval niet meer inzit. Knap dat ze van de ellende nog een grap weet te maken. Sommigen denken misschien dat het niet past om grappen te maken als zoiets ernstigs hebt, maar ik kan me voorstellen dat juist het maken van grappen over of spotten met je situatie ertoe bijdraagt om het dragelijk te houden.
Vandaag bestel ik via internet een navigator die me zal helpen de weg te vinden als ik naar en door Rotterdam rijd. Een steuntje in de rug kan ik ook wat dat betreft goed gebruiken. Vroeger reed ik overal naar toe, zonder navigator. Of het nou naar Zeeland of naar Zuid-Frankrijk was, ik reed graag. Annie en de kinderen moeten toch wel een onbeperkt vertrouwen in mijn rijkunsten hebben gehad, want ze lagen vaker met zijn drieën naast en achter me te slapen. Dat was in ieder geval prettiger rijden dan wanneer de kinderen ruzie maakten, liefst precies op het moment dat we na een lange reis de ene of andere buitenlandse grote stad binnenreden en ik dan toch wel wat gespannen was, omdat ik er de weg niet wist. Meestal moet je er dan weer uit op weg naar de camping in een of ander dorpje in de buurt. En nooit staat zo’n dorpje op de wegwijzers in de stad natuurlijk.
De laatste tijd ben ik helemaal niet meer zo zeker van mezelf, ook in de auto niet maar dankzij de navigator voel ik me weer echt op mijn gemak, ook als ik op onbekend terrein moet rijden. Je kunt je helemaal op het verkeer concentreren en hoeft niet zo op de wegwijzers te letten. Je hoeft niet te zoeken want de afslagen die je moet nemen om op plaats van bestemming te komen, worden je voorgezegd. In het begin probeer ik verschillende routes door de instellingen van het apparaat te wijzigen van “veel autoweg” naar “weinig autoweg” of omgekeerd totdat ik de route vind die me het beste ligt en die ik goed kan onthouden. Helaas loop ik in de komende tijd een paar bekeuringen op wegens te hard rijden, maar dat mag de pret niet drukken. In ieder geval let je dan toch weer wat beter op de borden die langs de snelweg of in de stad de snelheidsbeperkingen aangeven. Ook kan het apparaat een signaal laten horen als je bijvoorbeeld de honderd kilometer per uur overschrijdt en dat is weer handig omdat onderweg op een aantal plekken een maximumsnelheid van 100 km/u geldt. Vooral ook als ik ’s avonds in de regen de stad uitrij ervaar ik het gemak van het apparaat. Ruim van tevoren weet je al waar je moet voorsorteren.
Wat een uitvinding is zo’n ding toch en hoe vaker ik hem gebruik, hoe enthousiaster ik word. Ik mijn persoonlijke top drie van beste aankopen stijgt het apparaat met stip naar de tweede plek – achter de aankoop van onze huidige woning.
Toen Anke een jaar of twaalf, dertien was zijn we naar deze woning verhuisd. We waren erg in onze nopjes; een vrijstaand huis in een rustige omgeving. Weliswaar aan het spoor, maar aan de voorbijrijdende treinen waren we snel gewend. Zo zeer dat opviel als ze niet meer reden vanwege werkzaamheden of bij een staking. We hebben nog een foto van de kinderen slapend op een matras in een verder lege kamer waarop ze lagen in de laatste nacht voor de verhuizing.
Anke en Toine hadden er een fijne jeugd. Een rustige straat met veel kinderen in de buurt, waarmee ze naar hartenlust konden spelen. Veel plekjes met groen, de meeste mensen hadden een tuin, voetbalvelden en zwembad aan de overkant van de straat. Zelfs een friture om de hoek, dat was ook wel eens handig. En de scholen ook op loopafstand.
Een buurvrouw van toen geeft een foto mee waarop Anke samen met haar zoontje speelt toen ze nog maar pas op de basisschool zaten. Anke zet de foto op de schouw in de achterkamer tussen de kaarten die ze kreeg in de afgelopen periode en denkt met weemoed terug aan die onbezorgde tijd. Op een dag is de foto verdwenen en we hebben hem nooit meer teruggezien.
Op de voorlaatste dag van oktober verschijnt
Ziek & zwak?
Van S. hoorde ik gisteren dat Jan Marijnissen een tijdje geleden een (soort?) hartaanval heeft gehad, hetgeen zijn woordvoerder destijds ontkende omdat men Marijnissen door die aanval wel eens met ‘zwak leiderschap’ zou kunnen associëren. Partijgenoten reageren terughoudend nu het nieuws naar buiten is gekomen. Ik vind het maar vreemd, die geheimzinnigheid. Alsof Marijnissen iets slechts gedaan heeft… En waarom wordt aan ‘ziek’ meteen ‘zwak’ verbonden? Het zou toch ook kunnen dat iemand juist alleen maar sterker wordt door zo’n gebeurtenis?
Ik kan me goed voorstellen dat Anke het juist voor Marijnissen opneemt als men denkt dat hij door een (soort?) hartaanval belemmerd wordt bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Ze wil natuurlijk niet ook zelf worden gezien als ‘ziek en zwak’. Dit ondanks de ernst van haar situatie, die vele malen precairder is dan de situatie waarin Jan Marijnissen verkeert. Ze wil voor vol worden aangezien en wil niet denken aan de handicaps die ze moet overwinnen om haar werk te kunnen blijven doen. En ze wil natuurlijk ook zelf sterker uit deze nare geschiedenis komen. Het is maar alvast dat iedereen het weet, zo lijkt me wil ze zeggen.
Natuurlijk heeft ze gelijk: Als je ziek bent geweest wil je niet dat iedereen je niet voor vol aanziet, maar juist in de politiek wordt van mensen verwacht dat ze alleskunners zijn. Net alsof ze niet (ernstig) ziek zouden kunnen worden, of hun partner. Ook politici hebben kinderen die ze willen zien opgroeien. Toen de kinderen nog klein waren heeft vooral Annie voor ze moeten zorgen omdat ik het erg druk had met school. Ofschoon ik toen van mening was dat het niet anders kon, heb ik er nu wel spijt van dat ik vaak laat thuis kwam. Dan was er weer eens een belangrijke vergadering juist op de verjaardag van een van de kinderen. Ik had gewoon éérder naar huis moeten gaan in plaats van later. Toen was ik echter nog van mening dat ik door mijn aanwezigheid beslissingen kon beïnvloeden. Ik vond dat ik het niet kon maken om niet aanwezig te zijn, om eerder weg te gaan, om een aantal werkzaamheden dan maar niet te doen of een paar stapels schriften maar niet na te kijken. En dan te bedenken dat tegenwoordig gewoon tegen leerkrachten gezegd wordt dat nakijken niet meer hoeft. “Je merkt wel of ze het begrepen hebben als ze de toets maken”, krijg je te horen. Ja, ja, over vier of vijf weken zeker. Dan is het te laat, vind ik. Tijden veranderen en inzichten ook. Maar of ze ten goede veranderen, dat is nog maar de vraag.
In ieder geval heb ik wel eens van Anke het verwijt gekregen dat ik meer met andere kinderen bezig was dan met haar of Toine en het verwijt doet pijn. Zeker nú en zeker ook omdat het misschien wel terecht was. Maar toen was ik van mening dat ik niet anders kon. Meer dan eens zei ik dan verontwaardigd tegen Annie als die klaagde over tijd die in schoolse zaken werd geïnvesteerd: “Maar we eten er toch ook met zijn allen van!”
Maar om nog even op Jan Marijnissen terug te komen. Juist op het moment dat ik dit schrijf heeft de SP een nieuwe fractieleider, omdat Jan om gezondheidsredenen een stapje terug doet. Een verstandige beslissing vind ik en met Agnes Kant zal de partij ook wel floreren. Ooit heb ik gedacht dat Anke ook nog eens in de politiek terecht zou kunnen komen. Haar studie Politicologie zou haar daarbij goed van pas zijn gekomen, discussiëren kon ze altijd al als de beste en vasthoudend was ze ook en politiek geëngageerd zeker. Maar na haar ziekte zou dat wellicht niet meer tot de mogelijkheden behoord hebben. Want kiezers willen niet iemand met een vlekje. Toch?