Filosofie

Duwtje in de rug

En over ziek & zwak? gesproken… gisteren voor het eerst sinds maanden weer eens een stukje gefietst. Het aanvankelijk beoogde doel, een museumpje op Katendrecht, haalde ik nog niet (de Erasmusbrug leek me in deze fase niet eh… overbrugbaar) dus naar het park bij de Euromast en omgeving uitgeweken, maar verder ging het boven verwachting goed. Misschien ook omdat Sim. zo lief was me op bepaalde momenten (wind tegen, bergop) een duwtje in de rug te geven.

Het deed mij eraan denken hoe S. en ik deze zomer, toen ik na de diagnose dat ‘het kwaadaardig was’ in allerijl allerlei onderzoeken moest ondergaan, telkens op de fiets naar het Erasmus MC crossten. Hij voor-, ik achterop. Soms wel twee keer op een dag. De zon scheen. Als je niet beter geweten had, waren we net een normaal stel, op weg naar een terrasje of zo. Want ondanks het slechte nieuws waren we redelijk blijmoedig, alsof we de hele wereld aankonden. En eigenlijk zijn we dat deze hele periode, op een enkel moment na, ook wel gebleven.

Veel mensen vinden het knap dat we er ons op deze manier doorheen geslagen hebben, maar het ging gewoon vanzelf. We konden niet anders. Pas nu ik me fysiek weer wat beter begin te voelen, merk ik dat het steeds moeilijker wordt die blijmoedigheid te bewaren. Mijn onzekerheid over waar dit schip gaat stranden, neemt toe. Zal ik me ooit weer helemaal goed voelen? Zal mijn spraak zich voldoende herstellen om in de journalistiek te kunnen blijven werken? Hoe zal het met eten gaan? Misschien ook omdat herstellen zo langzaam gaat. En ik niet weet wat en wanneer het eindpunt is…

Het is de eerste keer dat Anke openlijk twijfelt aan een “goede” afloop. Erg begrijpelijk en vreemd is alleen dat ze niet eerder twijfels heeft uitgesproken. Optimisme is broodnodig bij deze ziekte, maar je moet het natuurlijk wel allemaal maar kunnen opbrengen. Ik heb bewondering voor Anke en voor Stijn, hoe ze zich hier doorheen hebben geslagen. Ook al schrijft Anke niet eerder over haar angsten op haar log, ze heeft ongetwijfeld ook haar momenten van zorg, van pijn en angst gehad. Maar ze heeft tegen ons en vele anderen niets laten merken. Ze heeft nooit geklaagd en door haar moedige houding ons misschien wel meer gesteund dan wij haar. Ze heeft alle pijn na de operatie doorstaan. Ze heeft dapper aan alle wensen van de hulpverleners voldaan, therapieën gevolgd, adviezen in praktijk gebracht, 33 bestralingen ondergaan. Gelukkig heeft Stijn haar daarbij ontzettend geholpen. Niet iedereen zou het kunnen opbrengen om steeds maar weer voor haar klaar te staan, haar te verzorgen, te helpen, medicijnen te halen, naar het ziekenhuis te rijden, de pomp aan te sluiten, haar moed in te spreken en ga maar door. Iedereen zou dat wel voor zijn partner willen doen, maar zou ook iedereen dat volhouden? Sommige mensen vragen ons iets te nadrukkelijk of Anke’s partner nog “bij haar is”.

Op een keer, als we op het kerkhof in Koningsbosch met de moeder aan het graf van haar eveneens aan kanker overleden dochter staan te praten, komt er een andere dorpsgenote bij staan en ook zij vraagt nadrukkelijk naar Anke’s vriend en of hij nog bij haar is. Heel gênant omdat de voormalige echtgenoot van de betreffende dochter binnen een jaar na haar dood een nieuwe vriendin had gevonden, iets waar de schoonouders niet erg gelukkig mee waren. Pijnlijk.

De reacties van sommige mensen vallen sowieso vaak niet mee. “Weet je wie ook kanker heeft en opgegeven is?” wordt er wel eens aan ons gevraagd. Nee, dat weten we niet, maar ik heb zo’n vermoeden dat ik het meteen te horen krijgen zal. Zoiets geeft je moed. Dan weet je meteen hoe over Ankes toekomst wordt gedacht. Of men begint vrij vlot na de begroeting over toen iemands partner in het ziekenhuis lag, of dat men zelf suikerziekte heeft. Ook allemaal erg, maar je hebt weinig troost aan het leed of de dood van anderen als je je zorgen maakt of je dochter dit überhaupt zal overleven.

Iemand probeert Anke in een reactie op haar stukje te troosten met de opmerking dat ze zelf nooit de Eramusbrug over fietst, maar steeds de Maastunnel neemt om aan de andere oever te komen. We zijn eens een keer door de Maastunnel gewandeld toen we met Anke de omgeving bezichtigden. Op een foto staat ze op de roltrappen naar beneden. Ik heb me trouwens nooit gerealiseerd dat de tunnel zo lang was, want als je met de auto er doorheen rijdt krijg je dat niet zo mee. Op dezelfde wandeling zijn we toen ook op de Euromast ge- weest, dat wil zeggen tot op het Panoramaplatform. Het waaide nogal hard en het was fris, maar het uitzicht  was prachtig. Ik heb nog even geprobeerd om over de ijzeren trappen tot bij de Euroscoop te komen, maar aangezien ik hoogtevrees heb, ben ik maar snel weer naar het platform teruggeschuifeld. Aangezien Annie en Anke ook geen zin hadden om het nog hogerop te zoeken, hebben we er ook maar meteen van afgezien. Een kleine honderd meter hoog was voor ons hoog genoeg. Ik wist niet dat Anke ook hoogtevrees had. Toen zij met Stijn in New York op het Empire State Building stond, kreeg ze zo’n angst dat ze nauwelijks nog een voet durfde te verzetten, hoorden we pas later.

Iedere keer als we in Rotterdam of elders iets bezichtigden wat ook voor de kinderen van school interessant was om te zien (Kinderdijk, het Onderwijsmuseum, een tocht door de havens, of ook bezienswaardigheden in Amsterdam of Utrecht of elders, de tentoonstelling Knus over de vijftiger jaren) zette ik de foto’s die ik maakte op het netwerk van de school om iedereen mee te laten genieten. Ik geloof niet dat er buiten mezelf iemand van mijn collega’s de foto’s wel eens aan de kinderen liet zien. Ik heb tenminste nooit een reactie gehad. Maar misschien vindt niemand de foto’s interessant genoeg om te bekijken. Net zomin als de vakantiedia’s van vroeger. Het zou zomaar kunnen, natuurlijk.

Interessant is zeker ook de filosofische reactie van iemand die ik hier nog even bij wil plaatsen:

Wanneer je beginpunt wijzigt, zal het vervolg ook veranderen. Maar het vervolg bestond hoe dan ook nog niet, alleen jouw voorstelling ervan. En kun je wel zeker weten dat je toekomst nu minder mooi zal zijn dan de toekomst die nu niet meer bestaat (of eigenlijk: nooit bestaan heeft)?

Is het wel zo dat de eerdere toekomst van Anke nooit heeft bestaan? Net als andere ouders, heb je bepaalde verwachtingen van je kinderen. Vele daarvan zul je moeten bijstellen, maar ik was er toch altijd vrij zeker van dat Anke nog eens bekend zou worden om wat ze zou schrijven, in de krant, of in een boek, of in een opinieblad. Misschien zou ze wel in het buitenland terechtkomen als correspondent. In Berlijn misschien. Daar kwam ze vaker, ze vond Berlijn een interessante stad en Duits spreken ging haar goed af. Of misschien zou ze wel in de politiek terechtkomen. Wie zal het zeggen. Ze was in ieder geval erg betrokken.

Maar heeft Ankes toekomst dan nooit bestaan? Niemand kan dit toch weten lijkt me. Als haar ziekte eerder was ontdekt, was alles toch anders gelopen dan nu? Het zou misschien wel de moeite waard zijn om daar eens over te filosoferen. Maar eigenlijk heeft het ook zin om je deze vragen te stellen. Je krijgt geen antwoorden en in dit geval levert het alleen maar pijn op.

Ik heb ooit eens het idee gehad om een boek te schrijven over iemand die op een kruispunt in zijn leven komt te staan. Neemt hij de ene beslissing, dan zal zijn leven op een bepaalde manier verdergaan. Had hij een andere beslissing genomen dan was zijn verdere leven wellicht totaal anders verlopen. Iedereen kan zelf enkele gevolgen zelf bedenken: andere partner, een ongeluk, ander beroep en dito collega’s en ga maar door. Misschien is zo’n boek al eens door iemand geschreven en anders is het wellicht nog tijd om het zelf te doen.

Filosoferen van de koude grond deed ik wel eens vaker met de kinderen van de klas om hun reacties te peilen. Leuk om te zien en te horen hoe sommige kinderen in een stelling meegaan en anderen zich hevig verzetten. Zo hield ik in de klas wel eens staande dat we wellicht niet zelf op school waren, maar alleen maar een rol speelden in iemands droom (uit de klas misschien?) en die dus droomde dat we op school waren. Enkele kinderen keken me meewarig aan en deden verder niet meer mee. En toen ik eens tijdens de surveillance op het speelplein hoog in de bomen een vogelnest opmerkte en vroeg wat er zou gebeuren als een vogeltje, net uit het ei, last had van hoogtevrees, werd ik door deze of gene collega ook wel eens raar aangekeken. Misschien was het ook mede daarom dat ik, toen ik eens vroeg om het boek ‘Filosoferen met kinderen’ wilde bestellen, te horen kreeg dat daarvoor geen geld was. Het kostte dan ook maar liefst € 17,90…

Dit bericht was geplaatst op 23 jul 2013, in juli 2013. Markeer de permalink als favoriet.