In de tussentijd heb ik weer contact gehad met de bedrijfsarts en ook vindt er weer een gesprek plaats met mijn casemanager. Eigenlijk is iedereen van mening dat ik, ondanks de eerdere verhoging van de WAO, passende taken in het werk moet blijven uitvoeren met het oog op afleiding, regelmaat en structuur. Ondanks de medicijnen die ik neem, slaap ik weer slecht, het eten gaat redelijk. Mijn gewicht neemt tenminste toe. Bovenaan op het lijstje met bijwerkingen staat dat de medicijnen de eetlust kunnen bevorderen en dat klopt dus wel. Ik merk ook dat ik ’s avonds vaker zin heb in chips, chocola en ander snoep. Ik moet denken aan Anke en háár ‘gevecht met de kilo’s’.
Ondanks alle toestanden blijft het einddoel van de reïntegratie gehandhaafd: hervatting in eigen functie. In mijn hart voel ik al langer dat dit er niet meer in zit. Als Anke morgen gezond zou zijn, zou ik niet meer volledig terug kunnen en lesgeven. De koek is op; jarenlang putten uit de reserves eist zijn tol. Eerder heb ik al eens gevraagd of er geen andere mogelijkheden waren om me binnen de school of bij andere scholen binnen hetzelfde bestuur – tijdelijk – ander werk te laten verrichten. Ik zou me kunnen voorstellen dat ik af en toe een collega zou vervangen of kopieerwerkzaamheden zou kunnen verrichten, voor collega’s toetsen zou invoeren op de computer, zou helpen bij de vele activiteiten. Of een jongere leerkracht begeleiden. En ook zou ik rondom de school best wel in de tuin willen werken. Op die manier zou ik toch nog veel zinvol werk kunnen doen. Maar ik zou een te dure veredelde conciërge zijn. Het was schijnbaar niet mogelijk om op deze manier bezig te zijn voor de school, de kinderen en de collega’s. Gek is dat toch. Er is werk genoeg aan de winkel en betaald word ik nu gedeeltelijk uit een andere pot, maar zoiets kan niet uit het budget voor de scholen. Geen geld, geen formatie. Zegt men. Bij andere scholen kan het wel en zelfs binnen ons bestuur zullen binnen enkele jaren de nodige mensen uit de klas worden gehaald (goedschiks of kwaadschiks) om projecttaken te doen. Maar nu nog ff niet. Volgens mij moet iemand zich ervoor inspannen om het mogelijk te maken. En die iemand is er niet. Of die iemand heeft geen zin. Of men zal bang zijn voor precedentwerking. Want er lopen nogal wat leerkrachten op hun tandvlees en als die eens allemaal om taakverlichting komen vragen… Wat blijft er dán van het seniorenbeleid over? En het stelt nu al niet veel voor.
Dus ga ik verder op de ingeslagen weg terwijl ik weet dat hij zal doodlopen. Niks aan te doen. Een vervolgafspraak staat gepland voor 11 mei.
1 April
Tien uur vanochtend en de eerste 1 april-grap is een feit. Hou u vast want het is een echte dijenkletser.
S. stoot mij aan in bed. “F.!, F.! (F. is mijn koosnaampje), er ligt een keutel in het bed.” Slaapdronken, letterlijk van alle morfine en andere rotzooi in mijn lijf, word ik wakker. “Wat?” “Er ligt een keutel in het bed.” Nog steeds in halfslaap graai ik wat met mijn handen om me heen. “Huh, waar dan?”
“1 April!”
Een dijenkletser inderdaad. Op school komen kinderen ieder jaar weer met dezelfde 1 aprilgrap: “Meester uw schoenveter is los!.” En als je al niet in de gaten zou hebben dat dit een grap was, nog voodat je ook maar één oog naar beneden zou kunnen richten, roepen ze: “1 april!” En ook namen wij dan soms eens ”wraak” door iemand met de vraag naar een niet bestaand voorwerp (plintenladdertje, glazen schaar) naar een collega te sturen. Ook flauw. Thuis maakte ik de kinderen wel eens op 1 april wakker met de kreet dat ze moesten opstaan om te kijken naar het jonge hertje, eendje, lammetje of ander dier dat die nacht geboren was. (Stel je overigens eens voor dat er wel eens een oud jong geboren zou zijn. Dat was nog eens een 1 aprilmop.)
De volgende dag sms’t Anke: “We zijn onderweg naar de makelaar om te tekenen, ik bel vanavond. Tot straks”.
Gelukkig, het gaat door en ondanks alle misère en hopeloze vooruitzichten kijken we al- lemaal uit naar het nieuwe appartement. Zo is er tenminste nog iets leuks om je op te verheugen. Stijn heeft een plattegrond van het appartement en op dinsdag samen proberen we een berekening te maken van de totale vloeroppervlakten en het aantal meters zeil dat nodig is. In het appartement ligt een zachtgeel, hoogpolig tapijt, dat er nog netjes uitziet. Althans dat vinden Annie en ik. Als wij het appartement zouden huren, hadden we het tapijt vast en zeker mee overgenomen en het nog een paar jaar laten liggen. Maar jonge mensen als Anke en Stijn zien dat anders. Ik geloof dat ze het tapijt meer iets vinden voor een groep mensen waar zij niet toe behoren. Ouderen? Mensen in een woonwagen? Of misschien nog wel erger: oudere, woonwagenbewoners?
Bovendien zal het voor de vorige huurder nog een heel karwei worden om de kamerbrede vloerbedekking te verwijderen en af te voeren naar de milieustraat, want zo’n kamerbreed tapijt stop je niet zomaar even in de ondergrondse vuilcontainer. Gewapend met de plattegrond rijden we naar de Kwantum in Noord. Na het nodige rondkijken, kiezen, discus- siëren en wachten, blijkt dat onze berekening misschien wel niet helemaal klopt (of mis- schien wel helemaal niet?). Toch is het belangrijk dat de verkoper weet hoeveel zeil er nodig is, want alleen onaangebroken rollen mogen worden teruggegeven. Probleempje, want ondanks dat het zeil in de aanbieding is kan het toch wel wat duurder uitvallen als we een rol extra moeten kopen. We bieden aan de vloerbedekking gedeeltelijk te zullen betalen, maar dat willen Anke en Stijn niet. Stijn zal de volgende dag nog even terugkomen om de aankoop verder te regelen, want we komen nu niet verder en Anke is doodmoe Al met al heeft de winkeltocht wat te lang geduurd voor Anke en als we weer naar huis rijden, is ze op. Maar ze wil ondanks alle lichamelijke ellende zelf ook mee beslissen over de nieuwe woning en niet alles overlaten aan Stijn.
Ze klaagt niet, evenmin als ze geklaagd heeft over de pijn, over het ongemak, over de voeding, noch over het feit dat juist zíj deze ziekte moest krijgen, over al het alle andere ellende die haar ziekte over haar heeft uitgestort. Ze is ontzettend sterk; in elk geval als wij er zijn. En naar ik verwacht ook als ze met Stijn alleen is; ik heb hem nooit horen zeggen dat Anke klaagt.